Afgelopen zaterdag ging ik naar de kringloopwinkel. Ik kwam binnen en werd getrokken naar de hoek met boeken. Eerlijk gezegd ben ik nog nooit in dit gedeelte van de kringloop geweest. Het heeft dezelfde lokroep als een boekwinkel. Totaal gebiologeerd staren naar de boeken, verwonderd over de hoeveelheid en de interessante onderwerpen en titels. Op de onderste plank staan de poëzie boeken. Op mijn knieën vervolg ik mijn reis langs de geschreven woorden en mijn oog valt op een heel oud boek. Ik ga er even voor zitten en bekijk de kaft. "Gedichten van Bernard ter Haar". Ik sla het open en zie dat het hele boek is gehuld in de ouderwetse Nederlandsche Taal. Met schimmel in de kaft, vergeelde pagina's die her en der los laten en oud gedrukte letters ruik ik er even aan. Oud. Heel oud. Ik lees de eerste bladzijdes en zie de meest prachtige gedichten voorbij komen. Een bundel met gedichten geschreven uit respect, liefde en geloof. Helemaal blij besluit ik het boek mee te nemen, en betaalde er het astronomische bedrag van 50 cent voor.
En nu mijn aapje mij weer herinnert aan de aanschaf van dit boek besluit ik het er bij te pakken. Ik blader opnieuw door de gedichten, verbaasd over de tijd waarin dit boek geschreven is. De gedichten dateren tussen 1846 en 1879. De bundel is dan ook uitgebracht in dat laatste jaar. En als ik het boek bekijk kan het niet heel veel nieuwer zijn, de stempel voor in het boek laat mij weten dat het gekocht is in de 'Algemeene boekhandel Nijmegen Naast het Stadhuis'. Helemaal achter in het boek staat één van mijn favoriete gedichten "Het Momento Mori", deze kende ik al, al had ik geen idee wie de kunstnaar achter deze woorden waren. Als ik verder terugblader zie ik een gedicht met de titel:
"Slaapeloze nachten"
(Aan mijne gade op haar ziekbed)
Slapelooze nachten! O, ik ken ze goed,
En ik voel dan dubbel, wat gij lijden moet.
Als gij op uw sponde, heel de nachtwaak door,
Hunkerend blijft uitzien, Naar den morgengloor;
Als aan d'engen boezem, Zucht op zucht ontstijgt,
en ge, in 't duldloos hoesten, Naar den adem hijgt;
Als ge uit korten sluimer Angstig wakker schrikt,
En niets hoort dan het klokje dat ééntonig tikt;
Als het domm'lig lamplicht Even 't glas verguldt,
Maar de ziekenkamer laat in floers gehuld.
Ach! Ik ken die nachten.
En 'k versta zoo goed, Zwaarbeproefde vrouwe!
Wat gij lijden moet.
Maar als zoo de slaap u urenlang ontvliedt,
Denk dan: "Isreals wachter slaapt of sluiert niet!"
En uw Heer en Heiland, die u plaats bereidt,
droeg zijn zwaarste lijden, ook in de eenzaamheid.
Als uw ziel zich uitstort in het stil gebed;
Gaat een bloesem open, die tot vrucht zich zet.
Langs bebloemde paden treden zij u voor;
Met hun liefste stemme fluist'ren ze u in't oor.
Als aan 't graf ontrezen, staan ze u voor den geest,
En op 't krankenleger viert ge uw Pascha-feest.
De uchtend, die het rouwfloers van de graven trekt,
En voor 't groot ontwaken
U, als ge inslaapt, wekt.
(ingekorte versie)
En na het lezen van dit gedicht, geschreven uit liefde voor een stervende naaste, gaan mijn ogen dicht, gaan alle apen en schapen de kamer uit en wordt ik omringt door de woorden die mij meenemen naar een diepe slaap. Alsof je op sommige momenten die dingen vindt die je toekomen. Dat het bijna geen toeval kan zijn.
Bernard ter Haar in zijn jonge jaren |
No comments:
Post a Comment